Nieuwe generatie sportfilosofen laat van zich horen

De Nederlandse sportfilosofie is dankzij een nieuwe, enthousiaste generatie bezig zichzelf te herontdekken. Het onlangs opgerichte Netwerk Sportfilosofie wil het vakgebied weer op de kaart zetten. Tijdens een symposium op de Universiteit van Leiden en middels een speciaal Sportfilosofie themanummer van tijdschrift Filosofie laten de sportfilosofen van zich horen. Maar sportfilosofie: wat ís dat nu eigenlijk?

Redactie 19 november 2018, 09:30

Ivo van Hilvoorde kreeg weleens spottende opmerkingen wanneer hij zichzelf introduceerde als sportfilosoof. Want in eerste instantie lijkt het een niet erg vanzelfsprekende combinatie: sport gaat bij uitstek over het lichaam, filosofie juist over de geest. Dat dit echter niet altijd opgaat bleek uit de presentaties van de jonge sportfilosofen gedurende het symposium. Van Hilvoorde, lector Sportfilosofie aan de VU en Windesheim, moest tot zijn lichte teleurstelling concluderen dat hij dan nu tot de ‘oude’ generatie behoorde. ‘Wij waren braver en lazen en citeerden enorm veel. De nieuwe generatie is soms wild aan het mee filosoferen met de grote namen. Dat is interessant, zolang je je basis wel kent. Ik denk dat de jonge generatie flink kan bijdragen aan de vragen van deze tijd. Bijvoorbeeld het definiëren van e-sports.’

Netwerk Sportfilosofie

De jonge sportfilosofen – allen promoverende of net gepromoveerd – ontmoetten elkaar anderhalf jaar terug tijdens een Europees Congres Sportfilosofie in Nijmegen. Inmiddels is het Netwerk Sportfilosofie een feit. Daarvoor hebben ze een aantal actiepunten opgesteld. Zichtbaarheid via de nieuwe site sportenfilosofie.nl en social media, een canon Sportfilosofie samenstellen, publicaties verzorgen, een studiegroep, onderzoeksaanvragen behandelen en advieswerk. En ook: bijeenkomsten organiseren. Het symposium van afgelopen vrijdag was daar een voorbeeld van. Vijf jonge sportfilosofen gaven een kijkje in waar zij op dit moment mee bezig zijn, op het symposium wat georganiseerd werd door sportfilosoof Nathanja van den Heuvel (Universiteit Leiden).

Denken = ontdekken en aanpassen

Aldo Houterman (UvA), die bij toeval met sportfilosofie in aanraking kwam, nam het publiek mee naar de Franse filosoof Michael Serres. Die schreef in één van zijn boeken als voorwoord: ‘Met dank aan mijn gymleraren en sportcoaches. Zij hebben mij leren denken’. Serres definieert denken meer als ‘ontdekken’ en ‘aanpassen’, verklaart Houterman. ‘En dat doe je juist ook veel met je lichaam en zintuigen. Lang niet altijd met je hoofd.’ Het is een theorie die bijvoorbeeld lijnrecht tegenover Dick Swaab’s ‘Wij zijn ons brein’ staat.

Vervolgens vertelde Ron Welters (Radboud Universiteit), zelf duursporter, over zijn promotieonderzoek naar duurvermogen en duurzaamheid en verklaarde Imara Felkers (HKU) in haar onderzoek de filosofie terug te willen brengen naar het dagelijks leven. In haar zoektocht naar de wielertoerist ging ze zelf fietsen en werd lid van de ‘Krombeekse pedaaltrappers’. Ze onderzocht het – in tegenstelling tot bijvoorbeeld voetbal of hockey – niet gefixeerde speelveld van het wielrennen. Dat speelveld is ingebed in de omgeving, en is zo onderdeel van een hele hoop andere ‘speelvelden’, waaronder plaatsen met een oorlogsverleden.

Fietsen populair bij filosofen

Wielrennen bleek een geliefde sport bij de filosofen. Guus Heijnen (VU Brussel) oreerde poëtisch over het gevoel van een renner die een berg beklimt. Hij nam Christopher Froome als casus: een renner die werkelijk álles tot in de puntjes berekent en meetbaar maakt. Maar, zo stelt Heijnen terecht: sport is uiteindelijk geen rekensom. Hoewel het tegenwoordig steeds meer zo benaderd wordt in de topsport. Wat gaat er daarbij verloren?

Sandra Meeuwsen (Radboud Universiteit) sloot de dag af met een presentatie die het meest geworteld was in de sportpraktijk. Dat komt met name door haar achtergrond als professioneel triatleet en vervolgens haar werk op Papendal. Sport was alles voor haar: een dag niet getraind is een dag niet geleefd. Ze stopte op haar 30ste. Nadat ze eens een keer won, en ontdekte dat ze daar helemaal niet zo gelukkig van werd als ze dacht. ‘Sporters zijn kwetsbaar in hun zucht naar erkenning.’ In haar werk op Papendal leerde ze de sportwereld kennen van binnenuit, en ook de keerzijde van sport, zoals de systeemdruk. Het bracht haar terug naar haar filosofische roots. ‘Ik wil de ambiguïteit in de moderne sport duiden. Al ben ik er al achter dat er niets is wat zowel de rijkdom als de uitwassen verklaart: sport is te veelomvattend. In mijn promotieonderzoek zoek ik naar de wortels over ons denken over sport. De begrippen ‘spel’ en ‘strijd’ die tegenover elkaar staan.’

De jonge filosofen sloten het symposium af met een oproep aan het publiek: Wat is voor u de meest fundamentele vraag over sport? Daar gaan ze mee aan de slag. Die vragen willen ze graag beantwoorden. Meer weten of zelf een vraag stellen? Kijk op sportenfilosofie.nl

Gerelateerd nieuws