Technisch directeur volleybalbond: ‘Onze trainers willen scholen helpen met achterstand’
De uitschakeling van de Nederlandse volleybalvrouwen op het olympisch kwalificatietoernooi (OKT) is hard aangekomen bij de volleybalbond. In navolging van het mannenteam ontbreekt ook de vrouwenploeg van Oranje komende zomer op de Olympische Spelen in Tokio. ‘’Het was niet goed genoeg’’, concludeerde Joop Alberda tegenover het AD. Het dagblad stelde de technisch directeur van de volleybalbond de vraag wat Oranje moet doorbreken. ‘Een lastige kwestie’, zo oordeelde Alberda. ‘’Het probleem ligt dieper in het systeem.’’
‘’Volleybal wordt steeds meer een momentensport zoals voetbal dat ook is’’, zei Alberda. ‘’Een slecht moment kost je in twee minuten vijf punten. Dan is de set bijna weg en kom je er niet meer overheen.’’
Opleiden
Alberda ziet dat volleyballers motorisch met een achterstand ‘binnenkomen’. ‘’Dat heeft heel veel te maken met de wijze waarop wij spelers opleiden en klaarmaken voor de internationale sport. Welke bagage heb je nu nodig? Waar wij in de negentiger jaren internationaal het gevecht met de lengte zijn aangegaan en dat ook een behoorlijke periode gedomineerd hebben, komt het nu aan op balvaardigheid en handigheid. Daar hoor ik andere teamsporten ook over klagen.’’
Gebrekkig gymnastiekonderwijs
Volgens Alberda kampen Nederlandse sportclubs met de gevolgen van gebrekkig gymnastiekonderwijs. ‘’We gaan gebukt onder het feit dat in de tachtiger jaren het gymnastiekonderwijs verdwenen is. Mensen komen motorisch met een achterstand binnen of zijn veel te eenzijdig getraind. Ik ga technisch gezien een aantal maatregelen nemen. Dat heeft alles te maken met opleiding.’’
Sportbonden, zoals de volleybalbond, moeten daar volgens Alberda een rol in gaan spelen. De volleybalbond neemt het voortouw. ‘’Wij gaan met onze trainers alle scholen helpen om daar bewegingsonderwijs te brengen. Of je nou voetbalt, handbalt, volleybalt of aan judo doet. Dat maakt niet zoveel uit.’’ Waar het volgens Alberda om draait: ‘’We moeten de jeugd in beweging krijgen. Sportbonden zouden daar een geweldige slinger aan kunnen geven.’’
